Mariëlle’s blog over de wijkzorg – deel 65: Wanneer dan?

Het is zondagochtend en ik ga met de sleutel bij een mevrouw naar binnen. Ze ligt (zeker weten) nog in bed en als je dan aanbelt schrikt ze zo erg, waardoor ze letterlijk de kluts kwijt raakt. Ik kom binnen en roep zachtjes goedemorgen, ze antwoordt en herkent mijn stem. Terwijl ik richting haar kamer loop, ontwaakt ze rustig. Wat fijn dat jij er bent, zegt ze opgewekt. Ik vraag haar of ze lekker heeft geslapen en ze begint te vertellen, maar corrigeert het verhaal meteen. “Dit is niet waar hoor” zegt ze, “dat heb ik vast gedroomd, ik moet nog even wakker worden.”
“Doe dat maar even, we praten straks wel verder” zeg ik. Ondertussen loop ik naar de badkamer en zet wat spullen klaar. Terwijl ik wacht tot zij zover is, leg ik alvast de schone kleding neer en pak alvast de medicijnen.
Wanneer ze zover is, kijkt ze blij en zegt: “Het is zondag he, ik ga douchen.” Terwijl zij zich uitkleedt en op de douchestoel gaat zitten, zorg ik ervoor dat het water de goede temperatuur heeft. Ze voelt even en zodra het prettig aanvoelt gaat zij zich heerlijk wassen. Ze heeft ondanks haar hoge leeftijd nog een flinke bos haar en daar besteedt ze veel aandacht aan. Terwijl zij zichzelf wast, ben ik aanwezig en ondersteun daar waar nodig. Onderwijl kletsen we over van alles. Haar kinderen, de kleinkinderen en ook over haar ziekte. Wanneer zij klaar is, help ik haar met afdrogen en begeleid haar over de natte vloer naar een veilige droge plek, zodat zij zichzelf kan gaan aankleden.
Terwijl zij zich aankleedt zet ik een kop thee en zet het ontbijt op het aanrecht, maar maak het niet klaar. Want als ze ergens een hekel aan heeft, dan is het wel betuttelen en overnemen wat zij zelf kan. Wanneer zij klaar is, help ik haar met de steunkousen. En dan vertelt ze dat ze toch echt merkt dat ze achteruitgaat en dat ook de kinderen dit steeds vaker zeggen. Ze maken zich zorgen en mw. beseft dat ze misschien niet meer lang thuis kan blijven wonen. En vannacht had ze weer gedroomd dat ze al was verhuisd naar het verpleeghuis. Ze droomt soms levensecht en dat maakt haar bang en onzeker, maar ook enorm verdrietig.
Ik vertel dat wij elkaar al bijna 7 jaar kennen. Waarop mevrouw verbaasd kijkt en zegt: “Ben ik al zolang niet goed dan?’’
“Nee,” zeg ik, “we kwamen hier vroeger alleen voor uw steunkousen, daardoor kennen wij elkaar al zo lang.” Mede doordat ik al zolang bij haar kom, kan ik een open en eerlijk antwoord geven. Ik zeg haar dat ik zie dat zij goed kan functioneren, maar dat de momenten van angst, wanen, dromen en paniek ook toenemen. En dat een veilig woonomgeving met 24 uur per dag zorg in nabijheid voor haar misschien wel heel prettig zou kunnen zijn. Ik leg haar uit dat ze daar nu ook nog aan zou kunnen wennen, omdat ze nu ook nog zulke goede momenten heeft. Ze luisterde aandachtig en knikt haar hoofd. “Ja, je kon wel eens gelijk hebben” zegt ze, “het is misschien niet zo’n gek idee.” Ondertussen ben ik klaar en maak aanstalten om weg te gaan. Ze staat op en bedankt me voor de goede hulp en het goede gesprek.
Ik wens haar een fijne dag en terwijl ik verder ga naar mijn volgende cliënt, bedenk ik: ze was zo helder vandaag, dat maakt de keuze voor opname zo lastig. Wat is het goede moment?
Lieve groet,
Mariëlle